Twee argeloze, oude dametjes, als parkietjes op een stokje, eeuwig kwetterend dicht naast elkaar, hebben een rustige, oude "lieve" heer in de kost.

Ons heertje heeft echter vroeger, samen met een tweetal kameraden, een bank beroofd.

Dit span breit een verhaal aan elkaar, dat doordrenkt is van gif, oude kant, dwaasheid en spanning. Waarbij een een nieuwsgierige buurvrouw in het keukenkastje wordt getimmerd, een krantenmeisje met vuurrode kousen in een oude mottenkist wordt opgesloten en zelfs de vriendelijke agent tezamen met het hoertje van de overkant aan het traphekje van de zolder wordt vastgebonden.